7. Het verhaal van Addy

door Bart Janssen

Al vele jaren organiseert Martijn Vermeulen vanuit het 4 en 5 mei comité Nijmegen een Juniorsymposium voor 80 á 100 leerlingen van de hogere klassen van scholen uit Druten en Nijmegen in Cultureel Centrum LUX aan Mariënburg. Deze leerlingen worden een dagdelen geïnformeerd over de oorlogsgebeurtenissen in Nijmegen.

Eén onderdeel is elk jaar mijn interview met Addy Hendriks-Gerrits, die op 22 februari 1944 bij het Amerikaanse bombardement haar broertje Jopie verloor, maar die zelf als door een wonder aan de vlammen ontkwam. Jopie was een van de 24 kleuters uit de Montessori-kleuterklas aan de Burchtstraat, die door de bommen verwoest werd. Elk jaar is het muisstil in de zaal als ik Addy met mijn PowerPointpresentatie mag interviewen. Haar dramatische herinneringen wil ik graag in ons bulletin vastleggen.

De ouders van Addy, Jo en Dina Gerrits-Giezenaar, waren in 1943 met hun vijf kinderen van de Smetiusstraat naar de Stikke Hezelstraat verhuisd, waar hun atelier voor dames- en kinderkleding met herenkleding kon worden uitgebreid. Als naaisters werden Truus van Caem en Diny Zonnenberg aangenomen. Zij maakten kleding van hoge kwaliteit. Dat werd ook gauw bij de Duitsers bekend. Op zekere dag kwam een hoge Duitse officier in de winkel. Hij wilde zich een maatuniform laten aanmeten. Dina Gerrits wist zich in voorzichtige bewoordingen onder zijn “bevel” uit te werken, maar het werd haar niet in dank afgenomen. Vanaf dat moment merkte zij, dat haar zaak door de Duitsers in de gaten werd gehouden.

Per 21 februari 1944 besloten Truus van Caem en Diny Zonnenberg hun geluk te beproeven bij Haspels, het gerenommeerde modemagazijn op de Burchtstraat en zij namen afscheid van de familie Gerrits. Vooral Jopie vond het afscheid moeilijk. Hij kon het goed vinden met Truus en Diny en zong zelfs af en toe een liedje voor hen.

Op 22 februari waren Addy en Jopie als gebruikelijk met hun lunchtrommeltje weer naar de kleuterschool in de Burchtstraat gelopen. Addy had van haar oma een mooi snoertje met kralen gekregen en dat wilde ze graag aan haar klasgenootjes laten zien, maar de zuster zei, dat ze het snoertje aan de kapstok moest hangen en dat ze het dan onder lunchtijd mocht laten zien. Ze kon haast niet wachten en om kwart over een, toen het luchtalarm van kwart over twaalf werd opgeheven, liet ze Jopie, die zo treuzelde met zijn eten, alleen en liep naar de kapstok. Daar brak de hel los. De bommen vielen en het klaslokaal veranderde in een vlammenzee. In de gang bij de kapstok was de voordeur enigszins naar binnen geklapt en de tengere zuster Beretty, die buiten vóór de deur stond, riep de kinderen naar de deur te komen. Zo lukte het haar zes kinderen uit de oprukkende vuurzee te trekken. Voor 24 kinderen was geen redding meer mogelijk en ook Jopie kwam in de vlammen om.

In de Stikke Hezelstraat, waar de getroffen St. Stevenstoren een aantal huizen had verwoest, was ook het atelier van Gerrits geraakt en de woning was onbewoonbaar geworden. Jo Gerrits had nog kans gezien een aantal naaimachines bij bevriende buren onder te brengen. Daarna was hij hulp gaan verlenen bij kantoorboekhandel en drukkerij Richelle, tegenover hem. Daar hoorde hij, dat de kleuterschool van Jopie ook geraakt was en hij haastte zich naar de Burchtstraat. Eén grote vlammenzee maakte elke reddingsactie onmogelijk. Wanhopig van verdriet moest hij toezien hoe de school van Addy en Jopie een hel was geworden. Die vreselijke boodschap moest hij aan zijn vrouw Dina gaan overbrengen. Hij wist niet dat Addy inmiddels gered was en in een café was ondergebracht. De zes geredde kinderen moesten daar tegen hun zin een slok brandewijn naar binnen werken. De hulpverleners dachten dat ze daardoor wat rustiger zouden worden.

Pas laat in de avond konden Addy en haar vader herenigd worden, maar het verdriet om Jopie was er niet minder om.

Enkele dagen na het bombardement ging het gerucht, dat de Duitsers ondanks het verdriet en de verwoestingen van de afgelopen dagen op zoek waren naar “de man van Dina Gerrits”, die geweigerd had een uniform voor de Duitse officier te maken. Diezelfde dag besloten Jo en Dina Gerrits met hun kinderen naar familie in Babberich te vluchten. Daar hoorden zij, dat de massabegrafenis van de omgekomen kinderen op 6 maart op de begraafplaats aan de Daalseweg zou plaats vinden. De familie wist hen er echter van te overtuigen niet samen maar de begrafenis te gaan. Regelmatig werden treinen beschoten en als zij beiden zouden omkomen, hadden de kinderen geen ouders meer. Jo besloot daarom alleen te gaan.

Door de vele malen, dat de trein moest stoppen, kwam hij te laat in Nijmegen aan. Hij haastte zich met zijn bloemstuk naar de Daalseweg en zag daar dat de begrafenis al was afgelopen. Mevrouw Leenders, die zelf twee kinderen was verloren, liep met hem terug om het graf te wijzen. Totaal gebroken na de inspannende reis legde hij het bloemstuk, dat hij uit Zevenaar had meegebracht, voor het diepe graf, waarin de twee kisten met de stoffelijke resten van de acht omgekomen zusters en van 22 van de 24 kinderen waren neergelaten. Twee kinderen, die nog geïdentificeerd konden worden, werden elders begraven.

Pas vele maanden later, toen het gezin weer naar Nijmegen was gekomen, kon Dina Gerrits het graf van haar zoontje bezoeken. Naast het graf zag zij het grafmonument van de personeelsleden van Haspels en tot haar schrik las ze de gebeitelde namen van Truus van Caem en van Diny Zonnenberg, die daags voor het bombardement uit haar atelier waren vertrokken om bij Haspels te gaan werken.

Jo Gerrits overleed op 13 juli 2001. Hij werd op zijn uitdrukkelijk verzoek naast het grafkapelletje in vak 22 begraven. Zijn vrouw Dina Gerrits-Giezenaar werd na haar overlijden op 3 januari 2005 in het graf bijgezet.