Willem van de Wakker en Vincent van Gogh

Nuenen, waar hun wegen elkaar kruisen

Onlangs bezocht ik het Vincentre, het Van Gogh Museum in Nuenen, dat op 18 juli 2010 zijn deuren voor het publiek opende. Het is een prachtig museum waar je ontdekt hoe Vincent leefde en schilderde in zijn Nuenense periode. Een apart deel van het museum is ingericht voor de Brabantse vrienden-schilders van Vincent, onder wie de telegrafist Willem van de Wakker. Over Willem las ik dat hij op 30 april 1927 in Nijmegen is overleden, 68 jaar oud. Hij en zijn vrouw werden begraven op R.K. Begraafplaats Daalseweg. Een schets van zijn leven.

door Peter van Schaijk

Willem van de Wakker zag het levenslicht op zondag 17 april 1859 in de namiddag in Stad Almelo (OV). Hij werd thuis geboren in wijk 3. Zijn vader, van beroep cipier, deed een dag later aangifte in tegenwoordigheid van twee getuige, een deurwaarder en een conciërge. Hij kreeg de doopnamen: Willem Fredrik Johannes Maria.

Willem van de Wakker Zijn vader, Willem van de Wakker, werd op 22 maart 1819 geboren in Deventer en overleed op 25 mei 1885, 66 jaar oud, te Oss. Hij was de zoon van Albertus van de Wakker en Maria Bouwman en was klerk op het parket van het Provinciaal Gerechtshof in ’s-Hertogenbosch, woonde daar ook, en trouwt op 15 september 1852 te ’s-Hertogenbosch met Maria Catharina Ummels, geboren in ’s-Hertogenbosch op 8 mei 1819. Zij was de dochter van Wilhelmus Ummels en Joanna Burghout. Het echtpaar verhuisde al vrij spoedig naar Stad Almelo, daar was een Arrondissementsrechtbank. Hij werd in 1863 benoemd als bewaarder van het Huis van Bewaring in Zwolle op een wedde van 1000 gulden per jaar en werd in 1868 overgeplaatst naar het Gevang in Almelo.

Rijkstelegrafist

In Almelo groeide hun zoon Willem dus op, vermoedelijk als enig kind, althans ik kan uit dit huwelijk verder geen kinderen vinden. De uitvinding van de telegraaf bracht in de 19e eeuw een grote omwenteling teweeg doordat het voor het eerst mogelijk werd snel over grote afstand met elkaar te communiceren. Willem zag hier wel brood in en volgde de opleiding tot telegrafist en later tot rijkstelegrafist. Vooral voor de spoorwegen betekende de telegraaf een enorme verbetering voor de communicatie tussen stations en daarmee voor de veiligheid. We komen Willem dan ook regelmatig tegen als telegrafist op een spoorwegstation.

Rozemarijnstraat Eindhoven 1895, W vd Wakker Als volwassen jongeman, hij is dan 23 jaar, wordt hij op 9 januari 1883 ingeschreven in Tilburg; hij neemt zijn intrek bij de familie Denekamp-de Groot, vader is zeilmaker. Het gezin telt zes dochters: de oudste 13 jaar, de jongste is net geboren; en er zijn nog twee kamergenoten. Willem woonde voorheen in ’s-Gravenzande (ZH). Hij zal hier anderhalf jaar verblijven en gaat dan naar Eindhoven, waar hij op 3 juni 1884 gaat wonen bij het echtpaar Stultiëns-Meeuwis in de Rozemarijnstraat B 253, nu Jan van Lieshoutstraat. Jan Stultiëns is kleermaker, ze hebben dan zes kinderen. Er zullen nog drie kinderen worden geboren waarvan er één op 1-jarige leeftijd overlijdt. De ouders van Willem wonen dan in Oss, en als vader op 25 mei 1885 komt te overlijden, verhuist moeder naar Eindhoven, een logische stap richting haar zoon. Ze vestigt zich op 19 september 1885 in de Rechtestraat, C 300, gelijktijdig trekt ook Willem bij haar in. Hier zal moeder op 4 oktober 1889 overlijden, 70 jaar oud.

Rotterdam, Leiden en Nijmegen

In deze Eindhovense periode trouwt hij met een meisje uit Stad Almelo, zijn geboorteplaats. Of hij haar al lang kende weet ik niet, misschien kwam hij nog wel eens in Stad Almelo. Hij trouwt in aanwezigheid van zijn moeder in Stad Almelo op 30 januari 1888 met Hendrika Jacoba Huberta Löffelman, zonder beroep, geboren 3 november 1859 te Stad Almelo en dochter van Bernardus Wilhelmus Löffelman, pettenmaker, en Elisabeth Messing. Onder de vier getuigen zijn twee familieleden, ooms van de bruid: Nicolaas Breijder, koopman, en Bernardus Willebordus Löffelman, bakker. Het jonge echtpaar, Rooms Katholiek, gaat – samen met de moeder van Willem – weer terug naar de oude plek in Eindhoven.

Na het overlijden van moeder (1889) verhuist het echtpaar naar de Willemstraat, C 696, en op 10 mei 1891 komt Rotterdam in zicht. Dit zal zeker te maken hebben met zijn functie als rijkstelegrafist, overal inzetbaar dus. In het adresboek van Rotterdam 1893 als eerste vermelding: W. van de Wakker, commies bij de telegrafie, Noordsingel 216. In 1894 woont hij: Tuindersstraat 71 en in 1897 in de Van Oldebarneveldtstraat 76.

Vanuit Leiden – tussendoor blijkbaar toch Rotterdam verlaten – gaan zij op 29 juni 1905 in Nijmegen wonen en wel in de Fransestraat (wijk Galgenveld) nummer 20. Dan verhuizen zij op 28 september 1905 naar Venlo en vestigen zich op 22 september 1911 wederom in Rotterdam, nu in de Saftlevenstraat 24B.

Berg en Dalseweg

Op 28 april 1914 verhuizen ze opnieuw naar Nijmegen, worden op 6 mei 1914 ingeschreven op woonadres Berg en Dalseweg 58. De reden voor terugkeer in Nijmegen is waarschijnlijk het feit dat de broer van zijn vrouw ook hier woonde, Petrus Theodorus Löffelmann. Zij zullen tot aan hun dood hier blijven wonen en je mag toch aannemen dat juist deze periode veel kunstzinnig werk van Willem moet hebben opgeleverd. Helaas kan ik er niets over vinden, ook niet bij navraag in het Valkhofmuseum.

Het echtpaar blijft kinderloos. Zijn vrouw overlijdt op 7 januari 1927, 67 jaar oud, en ruim drie maanden later op 30 april overlijdt Willem van de Wakker op 68-jarige leeftijd. Het verdriet om de dood van zijn vrouw doet hem besluiten om, als hij na een operatie uit narcose komt, zelf de stekker van een medisch apparaat uit het stopcontact te trekken… Niettemin noteert de arts als oorzaak van overlijden myocarditis, ontsteking van de hartspier. Dit alles speelt zich af in het Canisius ziekenhuis te Nijmegen.

Beiden werden begraven op de R.K. Begraafplaats aan de Daalseweg in Nijmegen en wel in vak 27, rij 6, nummer 3.

Het grafschrift luidt:

HIER RUSTEN

WELEDELEN HEER

WILLEM F.H.M. VAN DE WAKKER

GEB. TE ALMELO 17 APRIL 1859

OVERL. TE NIJMEGEN 30 APRIL 1927

MEVROUWE HENDRIKA J.H.

VAN DE WAKKER-LOFFELMANN

GEB. TE ALMELO 3 NOVEMBER 1859

OVERL. TE NIJMEGEN 15 JAN. 1927

MIJN JEZUS BARMHARTIGHEID

 De Nuenense periode

Spoorwegstations stonden in de 19e eeuw telegrafisch met elkaar in verbinding. Mathias Kavelaars was telegrafist op het station van Nuenen / Tongelre, maar woonde in de Rechtestraat te Eindhoven. In die Rechtestraat woonde ook Jan Baijens, hij had daar een schildersbedrijf met winkel. Baijens, die zelf de schilderkunst beoefende en gegoede klanten had, fungeerde waarschijnlijk niet alleen als mondelinge krant, maar ook als koerier-leverancier in verfwaren en aanverwante artikelen.

Telegrafist Kavelaars werd in juni 1884 vervangen door Willem van de Wakker uit Tilburg. Willem, die ook tekende en schilderde, ging voorlopig op kamers wonen bij de familie Stultiëns in de Rozemarijnstraat in Eindhoven. Deze straat lag vlakbij de Rechtestraat en dus had Jan Baijens er snel een klant bij. Willem reisde per trein op en neer. Hij was lang en slank en had donker haar. Hij hield veel van schilderen en muziek. Hij speelde fluit en niet onverdienstelijk piano.

‘Stuur die man eens naar mij…’

Vincent van Gogh maakte in die tijd veelvuldig gebruik van de diensten van Jan Baijens; hij kwam er regelmatig. Op een van zijn bezoekjes ziet hij werk van ‘van de Wakker’, dat daarheen is gebracht om ingelijst te worden. “Stuur die man eens naar mij…”, had Vincent tegen Jantje Baijens gezegd. En dat gebeurt. Een bepalend moment voor de verdere samenwerking tussen Willem en Vincent. Dit blijkt onder andere uit een brief van Vincent van Gogh aan zijn broer Theo, gedateerd 14 november 1884, passage: “Ik heb nu 3 mensen in Eindhoven die willen leren om te schilderen en wie ik leer om stillevens te schilderen.” Deze drie mensen zijn de goudsmid Antoon Hermans, de leerlooier Anton Kerssemakers en de telegrafist Willem van de Wakker.

Willem was op kamers bij kleermaker Jan Stultiëns en Vincent kwam Willem daar zo af en toe opzoeken. “De overlevering herhaalt dat hij een lila stof met oranje stippen had die onverkoopbaar bleek. Willem raadde zijn hospes aan om het voor het raam te presenteren als Vincent van Gogh zou langskomen. Hij dacht dat die wel interesse zou hebben.” Dat bleek inderdaad het geval. In zijn brieven naar broer Theo in Parijs schreef Vincent dat hij zich, voor 35 gulden, een kostuum had laten aanmeten. “Dat was best veel geld, want Vincent’s maandelijkse toelage van Theo varieerde van vijftig tot honderd gulden.” Bekend is dat een wevers- of arbeidersgezin met zeven kinderen moest leven van zeven gulden vijftig per week.

De Aardappeleters

Net vóór zijn overlijden vertelt Willem zijn herinneringen aan Vincent van Gogh door aan Mr. Benno J. Stokvis. Deze publiceerde het verhaal in het tijdschrift ‘Opgang’ van 1 januari 1927. Hierin vertelt Van de Wakker interessante anekdotes over het schilderij De Aardappeleters: Vincent loopt op een avond, na de hele dag geschilderd te hebben, langs het huisje van familie De Groot. Hij schildert daar vaak, en stapt er naar binnen om te rusten. Het gezin zat juist onder de lamp bij elkaar en begon te eten. Spontaan heeft Vincent toen doek, penseel en palet genomen en is hij begonnen de groep te schilderen.

Na Willems overlijden heeft de familie geprobeerd om zijn schilderwerk te doen verkopen bij Sotheby. Alles kwam onverkocht terug en is onder de familieleden verdeeld. Ter ere van Willem werd rond 1968 in Nuenen een straat naar hem vernoemd. In 2012 mocht museum het Vincentre in het kader van de tentoonstelling ‘Brabant en Den Haag uit de doeken’ een royale gift ontvangen van vier aquarellen van Willem van de Wakker.

 

De ontkenning van slachtofferschap; 22 februari 2013

Edo Fennema, bestuurslid van stichting In Paradisum, hield vrijdag 22 februari 2013 deze voordracht bij monument De Schommel, ter herdenking van het bombardement op Nijmegen precies 69 jaar geleden.

Wij houden de herdenking van het bombardement nu al twintig jaar. En elke keer is het anders. Van zeer heftig winterweer tot een mooie voorjaarsdag. Dinsdag 22 februari 1944 leek voor Nijmegen een aardige voorjaarsdag te worden. Niemand kon voorzien dat die dag de meest destructieve uit haar geschiedenis zou zijn. En niemand wist gelukkig dat die dag het begin was van een ellendige ontwikkeling voor Nijmegen en haar omgeving, zeker tot en met eind 1945. Het bombardement rukte hart en ziel uit de stad. Zeker 650 Nijmeegse burgers verloren hun leven.

Operatie Market Garden rondom Nijmegen, september 1944, was een heftige, korte oorlog, die in een groot debacle eindigde. Met daardoor een lange stagnatie van de oorlog in West-Europa. Gevolgd door voortgaande Duitse represailles, en aanvallen op de Engelsen en Amerikanen in onze stad. Met vele brandstichtingen en kleinere bombardementen van september t/m december 1944. Vanaf 7 februari 1945 trok de grootste armada en navenante oorlog langs- en door Nijmegen en door haar achterland. Operatie Veritable, om Duitsland open te breken, en de Russen tegemoet te treden.

Na die periode moesten we inzien dat 500 Joodse medeburgers omgekomen waren in de Duitse kampen. Alles bij elkaar opgeteld, kan men stellen dat Nijmegen met 3000 burgerslachtoffers de grootste oorlogsinvalide was geworden van de Nederlanden. Ik denk dat zij daarna in een verdwaasde toestand verkeerde, een groot infarct, en niet bij machte was zich op te richten en te laten horen. Zij had haar eigen ziel verloren. Dat gaf een trage ontwikkeling na de oorlog. We zijn nu bijna 70 jaar verder. Hoe hebben we het gedaan? Beter laat dan nooit, de stad is geleidelijk in een wederopbouw geraakt. We zijn nu één grote bouwput. Deze week kopte de Gelderlander poëtisch: ‘In de bouwput van Plein 1944 zijn de contouren van de toekomst zichtbaar’.

Op 2 december 2012 ontviel ons Alphons Brinkhuis, op 78-jarige leeftijd. Hij heeft enorm veel betekend voor het proces van Nijmegen. Hij heeft het geopend. We zijn hem zeer erkentelijk. In 1984 publiceerde hij zijn grote onderzoek in een boek ‘De Fatale aanval. Opzet of vergissing?’ Er zijn geen andere mensen geweest die zo gedreven onderzoek hebben gedaan naar de Amerikaanse bombardementen op 22-02-1944 in Nederland. Dat kwam omdat hij als tienjarige jongen lotgenoot werd van het bombardement op Enschede. Op volwassen leeftijd ging hij naar Nijmegen. Dat was geen toeval. Feitelijk was hij geshockeerd door de afwezigheid van oorlogsbewustheid en haar gevolgen. Hij droeg zijn boek op aan ‘hen die het overleefden, en hen die er nooit van hoorden’. Zeer indrukwekkend heeft hij zijn onderzoek beschreven. De conclusie was eigenlijk dat de bombardementen op Deventer, Enschede, Arnhem en Nijmegen een resultante waren van de bevrijdingsoorlog. Hij noemde dat ‘vergissing’ – achteraf. Joost Rosendaal heeft het misschien mooier omschreven: “Het was geen vergissing, maar er ging die dag wel veel fout, en veel zat tegen, zoals dat in een oorlog kan gebeuren.” Boven het overlijdensbericht van Alphons Brinkhuis staat “That’s Life”. Boven de titel ‘De Fatale aanval’ had kunnen staan “That’s War”.

In mijn beleving is het meest tergende de collectieve onderdrukking van de waarheid na de oorlogsepisode van Nijmegen. Het ontkennen van haar gigantisch slachtofferschap, als consequentie van haar strategische ligging. Nijmegen was te passief, maar in het overige deel van Nederland hebben ze een blinde vlek gehad of willen hebben. Dat was zeer spijtig en heeft bijgedragen aan een stagnatie in haar ontwikkeling. Wij zijn heel erg blij met de jaarlijkse Amerikaanse vertegenwoordiging sedert 2006. Als ook met de aanwezigheid van de buurtgemeenten rondom Nijmegen, evenals met de aanwezigheid van Duitse Gemeenten en de Duitse overheid.

En het werk gaat voort. Maar de afwezigheid alle jaren van de Nederlandse overheid doet pijn. Als uitzondering noem ik Minister Donner in 2009. De houding van de Nederlandse overheid is nog niet anders dan tijdens en na de oorlog. Maar het werk gaat voort. Bart Janssen is volop bezig met zijn nieuwe boek over alle Nijmeegse oorlogsslachtoffers, voor zover te achterhalen.

Ik hoop ten zeerste dat in het krachtenspel van heden, Nijmegen de plaats wordt voor een Nationaal Oorlogsmuseum. De Vasimlocatie, in de buurt van de Oversteek, wordt daarvoor genoemd. We hopen, dat onze nieuwe Burgemeester, Hubert Bruls, de Haagse Poort weet open te breken met zijn diplomatie en charme in deze benauwde tijd . Een museum draagt bij aan Overdracht. Marjan van Steen werkt aan de overdracht voor- en door kinderen, o.m. hier op deze plek, tussen de kastanjebomen, die de oorlog, de vernieuwing en de bloedingsziekte overleefd hebben.

En het werk gaat voort. Onze stichting In Paradisum heeft in vak 36 van het Daalseweg kerkhof houten kruisjes geplaatst met namen van alle bombardementsslachtoffers aldaar begraven. Gaat U er vanmiddag na de Herdenking, die om 13.15 uur begint, kijken. Het is zeer indrukwekkend.