6. Natuur op begraafplaats Stenenkruisstraat

Minder lommerrijk dan begraafplaats Daalseweg, is ook begraafplaats Stenenkruisstraat het beleven waard. Het betreft het niet geruimde, protestante deel van de eerste begraafplaats buiten de stadsomwalling, met o.a. een groot veld met keldergraven. De gemeente is eigenaar en heeft de begraafplaats gesloten voor publiek. In 2010 heeft een renovatie plaatsgevonden van de keldergraven, daarna is In Paradisum erbij betrokken geraakt. In 2012 sloot zij een overeenkomst met de gemeente. De gemeente blijft verantwoordelijk voor het onderhoud. In Paradisum verzorgt rondleidingen en mag het werkgebouwtje gebruiken als kleine expositie- en opslagruimte voor haar vrijwillig onderhoud op begraafplaats Daalseweg. Het onderhoud door de gemeente is vrij minimaal, daarom voert In Paradisum ook hier extra onderhoud uit. O.a. om beschadiging van de grafmonumenten door ingroeiende planten te voorkomen en om ze bereikbaar en leesbaar te houden.

De natuur op de Stenenkruisstraat is niet spectaculair, maar toch de moeite waard. Een dertigtal bomen staat op de gemeentelijke lijst van monumentale bomen, waaronder een aantal van vóór 1900: es en treures, treurbeuk, gewone esdoorn en noorse esdoorn, taxus, een oude laan met acht witte paardenkastanjes, en uiteraard dé beuk met de ingegroeide grafsteen. Aan zijn stamvoet inmiddels ook enkele dikrandtonderzwammen, geen bedreiging op korte termijn. De bomen en struiken bieden onderdak aan merel, houtduif, bonte specht en appelvink.

De schrale bodem is begroeid met grassen als gladde witbol, glanshaver en struisgras en kruiden als sint janskruid, dagkoekoeksbloem, oranje havikskruid, muursla, geel nagelkruid, bosaardbei en het vrij zeldzame rapunzelklokje (1e foto). Vlinders, zweefvliegen, bijen en kevers (2e foto: penseelkever) vinden voedsel in de bloemen van het uitbundig bloeiende jacobskruiskruid. Op het vijfvingerkruid zijn de gallen te vinden van de zilverschoonbolletjesgalwesp.

In een halfopen grafkelder groeit heel fraai het muurleeuwenbekje. Vóór de verstevigingsoperatie waren veel meer grafkelders half open, waarin ook de tongvaren groeide. De steenmarter én een zwerver vonden in de kelders onderdak. De afgelopen jaren zijn de grafkelders steeds meer overgroeid geraakt door wilde wingerd, andere grafmonumenten zijn begroeid met klimop. Ook is er veel opslag van jonge boompjes, met name esdoorns, tussen of zelfs in de grafmonumenten. Hoe mooi dat ook is, dit kan tot schade leiden na het verder ingroeien in spleten en scheuren. En veel grafmonumenten zijn niet meer leesbaar.

In Paradisum is daarom dit jaar begonnen met het wat structureler uitvoeren van vrijwillige beheerklussen en met het werven van vrijwilligers daarvoor. Tegelijk is zij het overleg met de gemeente – de eigenaar – aangegaan over het beheer van de begraafplaats. Daarbij heeft In Paradisum ook ideeën ingebracht om de natuur te bevorderen:

Maaisel afvoeren en stukjes niet maaien

Er wordt drie keer per jaar gemaaid. Dat is nodig om het terrein begaanbaar te houden bij rondleidingen. Met de gemeente en de DAR, aan wie het beheer is uitbesteed, heeft In Paradisum afgesproken dat voortaan het maaisel na enige tijd wordt afgevoerd. Zo wordt verruiging van de vegetatie voorkomen. Dat afvoeren hebben we zelf al één keer gedaan door het gras bijeen te harken, voortaan wordt dat deels gedaan door de aannemer – die de DAR inhuurt – en deels door ons. Om altijd bloeiende kruiden te behouden – goed voor insecten én om te laten zien bij rondleidingen – zal In Paradisum voortaan voor het maaien wat gebiedjes met piketpaaltjes markeren. Dat kunnen we dopen doordat wij steeds direct in contact treden met de DAR over de maaimomenten, o.a. afgestemd op onze rondleidingen en de dagen van ons vrijwillige beheerwerk.

Soortenrijkdom vergroten

Bij goed beheer zullen zich op enig moment nieuwe soorten vestigen, maar niet elke soort verspreid zich even makkelijk. Daarom kan het verstandig zijn om sommige soorten kruiden uit te zaaien (of zadenrijk maaisel uit te strooien) en enkele struiken bij te planten. Het moeten wel inheemse soorten zijn die hier ook thuishoren. Daarmee wordt ook het voedselaanbod voor en de diversiteit aan insecten uitgebreid. Denk bijvoorbeeld aan enkele struiken als sporkehout of Gelderse roos. Langs de Prins Bernhardstraat heeft de gemeente een kleine heg met haagbeuk laten aanbrengen, ook zijn twee nieuwe lindebomen geplant.

Broedhopen en hout

Dit jaar is In Paradisum begonnen met een deel van de afgevallen takken en bladeren en het maaisel te verzamelen in enkele ‘broedhopen’. Bij het verplaatsen van zo’n hoop troffen we een familie egeltjes aan, die vinden blijkbaar genoeg slakken, spinnen, kevers en regenwormen op de begraafplaats.

Het hout van afgelopen jaren gesneuvelde bomen, en grote dode takken, wordt tot nu steeds afgevoerd. Eén dode stam is blijven staan, dat biedt kansen voor de natuur. In de toekomst kan een deel van het hout (verzaagd) wellicht een plekje krijgen op de begraafplaats.

Insectenhotel of bijenburcht

Een idee dat In Paradisum overweegt: een groot insectenhotel. De stadsecoloog waarmee we dit bespraken opperde een bijenburcht of insectenmuur, maar daarvoor moet gegraven worden en een wal worden opgeworpen. Daar is op deze begraafplaats niet echt ruimte voor. Voor een insectenhotel is echter een prima plek, veilig achter het hek aan de zuidzijde van de begraafplaats. Het is dan beleefbaar vanuit het Julianapark en ontvangt voldoende zon, hetgeen een voorwaarde is. Als voorbeeld geldt het grote insectenhotel van de Heemtuin Malden: eerst is het frame gemaakt, daarna zijn delen gevuld met houtblokken (waarin gaten van verschillende diktes zijn geboord), stro of riet, bamboe en aan de onderzijde ook leem. Stichting In Paradisum kan dit uitvoeren samen met vrijwilligers en mensen uit de buurt. Het contact met de buurt wordt binnenkort gelegd.

Alex de Meijer