6. Johannes Gerardus (Jan) Jurgens (1868-1925)

De familie Jurgens was een van de belangrijkste fabrikantenfamilies in Oss. Vele familieleden verhuisden rond de eeuwwisseling met hun gezinnen van Oss naar Nijmegen waar zij een mooiere omgeving, meer cultuur en betere scholen voor hun kinderen vonden. De eerste die naar Nijmegen kwam was een van de zonen van margarinefabrikant Arnold Jurgens, Johannes Gerardus Jurgens (1868), roepnaam Jan. En omdat er in de grote familie wel meer mannen met de naam Jan waren kreeg hij de bijnaam “Jan van de bank”.

Want dat is de reden dat hij zich in mei 1898 in Nijmegen vestigt: hij wordt mede beherend vennoot van de Maas- en Waalsche Bank, opgericht in 1891 door de gebroeders Kneppers. De zaken gaan een tijd lang heel goed. Jan koopt in 1898 het eerste automobiel van de Nijmeegse autopionier M.V. Artnijs en wordt later ook vennoot van diens Automobiel Import Maatschappij N.V.1 De bank laat een prachtig pand bouwen aan de Molenstraat (nu kledingzaak Hoogenboom) en Jan verhuist van zijn eerste adres op de St. Annastraat 19b naar een mooie villa aan de Nassausingel 5 (op de plek waar nu de schouwburg staat). Hij is ook politiek actief: van 1904 tot 1922 is hij lid van Provinciale Staten van Gelderland.

Benz Vélo (1899)

In de loop der tijd verhuizen meer familieleden naar Nijmegen waaronder Jans vader Arnold (Nol), zijn oom Anton en zijn neef Frans. Arnold betrekt een villa aan het Keizer Karelplein 11 (nu Rabobank), Anton laat op de stuwwal de villa Belvoir bouwen, in de volksmond “botervloot” genoemd, en voor Frans ontwerpt architect Estourgie het kasteel Heyendaal. Neef Rudolf Jurgens, die in Goch de Duitse dependance van de margarinefabriek runt, vestigt zich eveneens in Nijmegen.

De Maas- en Waalsche Bank Kneppers & Co. overleeft de Eerste Wereldoorlog. Haar commissarissen zijn vooraanstaande burgers van Nijmegen: P. T. H. M. Dobbelman, fabrikant en Eerste Kamerlid, F. M. A. van Schaeck Mathon, burgemeester van Nijmegen en jonkheer V. M. van Rijckevorssel van Kessel. Maar in het begin van de jaren 1920 ontstaan er problemen, zo als bij vele andere grotere en kleinere banken in Nederland. Op 8 december wordt bijvoorbeeld de Hanzebank in Den Bosch, de bank voor de katholieke middenstand, failliet verklaard. “De honger naar groei had vele banken roekeloos gemaakt” schrijft L. Petram2, en dat gold ook voor de bank van Jurgens en Kneppers.

Jan Jurgens (1918)

Op 11 juni 1924 verspreidt de Maas- en Waalsche Bank het volgende bericht: “Tot ons zeer groot leedwezen zijn wij verplicht u het volgende mee te deelen: Door een samenloop van ongunstige omstandigheden, ook het door de kwaadsprekende geruchten in Januari j.l. verminderde vertrouwen, waardoor ons een betrekkelijk aanzienlijk kapitaal aan bedrijfsmiddelen werd onttrokken, is een toestand ontstaan, die het ons onmogelijk maakt, ons bedrijf voort te zetten. Pogingen om onze belangen met die van een grootbank te verbinden [de Amsterdamsche Bank, A.L], leidden nog niet tot het gewenschte resultaat. Wij zijn dus genoodzaakt geworden surséance van betaling aan te vragen. Wij koesteren de hoop, dat bij een voorzichtige en niet gewelddadige liquidatie, onze crediteuren geen schade zullen lijden. Wij vertrouwen, dat u er van overtuigd zult zijn, dat wij dezen stap niet dan na zeer rijp beraad en gedwongen door de uiterste noodzaak hebben gedaan”. 3

Het mag niet baten. Op 29 januari 1925 worden de bank en de twee vennoten, Joseph Kneppers en Jan Jurgens failliet verklaard. Het pand op de Molenstraat wordt verkocht aan de Amsterdamsche Bank. Na onderzoek van de boekhouding wordt op 7 februari 1925 Jan Jurgens gearresteerd en overgebracht naar de gevangenis in Arnhem “op vermoedens van malversaties”.

Over het proces tegen Jurgens doen zowel de PNGC als de Gelderlander uitvoerig verslag. Hoewel er geen namen worden genoemd maar slechts voorletters is het volstrekt helder om wie het gaat. Volgens het verslag ontkent Jurgens niet maar hamert hij erop de beste bedoelingen te hebben gehad. Eigenlijk heeft hij geen verstand van boekhouden, zegt hij, en daardoor was hem de impact van zijn handelen niet helder. Kneppers legt desgevraagd alle schuld bij Jurgens, verwijzend naar zijn handicap (hij is zeer slechthorend). Ook de commissarissen die als getuigen worden gehoord, wassen hun handen in onschuld. Volgens Jurgens’ advocaat wordt hij tot zondebok gemaakt en hadden met name de commissarissen eerder moeten ingrijpen.

Uiteindelijk wordt Jan Jurgens op 10 juni 1925 veroordeeld tot één jaar gevangenis (geëist was twee jaar) met aftrek van preventieve hechtenis. Zowel hij als de aanklager gaan in hoger beroep. Dit zou dienen op 24 september 1925, maar zo ver komt het niet meer. Vlak na zijn veroordeling wordt Jan Jurgens van de gevangenis overgebracht naar een ziekenhuis in Arnhem waar hij op 8 september overlijdt aan de gevolgen van een operatie. Hij wordt begraven in het familiegraf op Daalseweg bij zijn vader en moeder: familiegraf Jurgens Daalseweg, locatie 25-01-05.

Agnes Lewe

1 Nijmeegs Katern, jg. 8, nr. 3, juni 1994, p. 8 vlg.

2 L. Petram, De Bankencrisis van 1923, p. 251.

3 De Telegraaf. gezien op: https://www.noviomagus.nl/Gastredactie/Aandelen/cwdata/kneppers.html