5. Een kort Nijmeegs verblijf met een triest einde

Emanuel Abraham de Raaij, geboren te Haarlem op 08-04-1908, overleden op 22-10-1965 te Zandvoort, zoon van Abraham Emanuel de Raaij, van beroep fabrikant van wolvullingen en Sippora Veerman.

Woonachtig in Amsterdam, trouwde hij op 3 oktober 1933 te ’s-Gravenhage met de 19-jarige Hanna Elga Kats, woonachtig in ’s-Gravenhage en geboren te Frankfurt am Main (D) op 31-10-1913 en overleden in Wageningen in februari 1973, dochter van Israel Kats, handelaar in chemicaliën en Rosa Elsa Liffgens.

Kinderen geboren uit dit huwelijk:

  1. Albert Emile de Raaij, geboren te Leiden op 03-08-1934 en overleden in Nijmegen op 11-11-1942, 8 jaar oud.
  2. Elsy Simone Anneke de Raaij, geboren te Amsterdam op 14-10-1939.
  3. Robert Ivan de Raaij, geboren te Amsterdam op 05-06-1947.
Een foto van jonge Albert de Raaij
Een foto van jonge Albert de Raaij

Voorgeschiedenis

Hanna en Emanuel zijn liberaal Joods getrouwd. Hanna had Joodse voorouders die hoofdzakelijk in Duitsland hebben gewoond. Het waren veehandelaren en Asjkenazische Joden, ook wel asjkenaziem of Hoogduitse joden genoemd. Deze joden waren afkomstig uit Midden- en Oost-Europa en hebben zich vanaf het begin van de zeventiende eeuw in de Nederlanden gevestigd. De term Hoogduits verwijst naar de taal die in hun oorspronkelijke woongebied gesproken werd. Dat was één van de componenten van het Jiddisj, de spreektaal van de Asjkenazische joden bij hun komst in Nederland.

Hanna is in 1914 als enig kind met haar ouders in Nederland gaan wonen, Scheveningen als woonplaats.

Emanuel had ook Joodse voorouders, eveneens Asjkenazische Joden en vóór 1700 afkomstig uit Polen. De overgrootvader, grootvader en vader van Emanuel zijn rijk geworden met een lompensorteerbedrijf, eerst in Haarlem en later in Amsterdam. Emanuel had na 1930 een eigen bedrijf in o.a. Leiderdorp en Amsterdam, met ca. 30-50 personeelsleden.

Voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog

Direct na de geboorte van Albert Emile, in 1934, komt Hertha Rzapek als gouvernante in het gezin. Zij komt uit Sudetenland, rond 1933 een deel van Tsjecho-Slowakije dat in meerderheid bewoond wordt door Duitstaligen.

Deze periode komt vader Emanuel voor zijn werk regelmatig in Duitsland en ziet tot zijn verbijstering een toenemende haat tegen Joden. Deze Jodenhaat krijgt zijn hoogtepunt bij de zogenaamde Kristallnacht van 1938, een pogrom tegen alles wat Joods is in Duitsland. Hij trekt zijn conclusies en stelt zijn ouders voor om met het gezin naar Amerika te vertrekken. Maar zijn vader is van mening dat Nederland, net als in de Eerste Wereldoorlog, neutraal zal blijven en er geen dreiging is. Emanuel blijft dan ook maar hij regelt, buiten zijn ouders om, wel alvast een onderduikadres voor zijn gezin en gouvernante.

Dan volgt al snel de Duitse bezetting van Nederland en rond 1942 krijgt vader de uitnodiging om lid te worden van de “Joodse Raad” in Amsterdam. Hij weigert.

Ook rond deze tijd, het gezin woont dan in Amsterdam-Noord, krijgt vader ’s avonds een telefoontje van een onbekende man die zegt dat ze ogenblikkelijk weg moeten omdat het hele gezin de volgende dag zal worden opgehaald. Ze vluchten die nacht vanuit hun woning naar het afgesproken onderduikadres. Het telefoontje blijkt juist, een razzia volgt en hun huis wordt leeggeroofd, inclusief een paar kostbare schilderijen van Jozef Israels, antiek, dure spullen etc.

Er volgen nog zeker vier onderduikadressen en uiteindelijk komt het gezin terecht bij katholieke boeren in Amsterdam-Noord aan de Kanaaldijk van het Noordhollandsch Kanaal.

Er blijft echter een dreiging, zodat vader toch op zoek gaat naar een ander onderduikadres, maar nu voor de gouvernante en hun kinderen Albert en Elsy. Er gloort hoop en Nijmegen komt in beeld. Ze komen terecht op een onderduikadres in de hoerenbuurt dichtbij de Waal, waar is niet bekend.

Op dit adres wordt Albert begin november 1942 ernstig ziek. Hij wordt opgenomen in het protestantse Wilhelminaziekenhuis in Nijmegen waar hij op 11 november 1942 overlijdt, volgens de overlijdensverklaring aan difterie.

Een Joods jongetje, niet ingeschreven in Nijmegen, overleden onder Duitse bezetting die alert is op alle bewegingen met overal luisterend oren…, hoe nu verder met het regelen van de begrafenis?

Hertha, de gouvernante, is van katholieken huize en heeft de middelen om deze klus goed af te sluiten. Zij neemt contact op met de directeur van de begraafplaats aan de Daalseweg, de heer Klopper, en krijgt het voor elkaar dat hij de aangifte van het overlijden van Albert doet én dat de gemeenteambtenaar vervolgens het verlof tot begraven uitschrijft voor de RK begraafplaats aan de Daalseweg. Vrijdag 13 november 1942 wordt Albert hier begraven in vak 22, rij 10, nummer 1, 1ste klasse aardgraf. Het graf is november 2022 nog aanwezig, wel in slechte staat.

Albert staat ook vermeld op het Joods Monument, een online monument voor de meer dan 104.000 mensen die in Nederland als Joden werden vervolgd en de Holocaust niet overleefden. Deze omschrijving omvat ook personen die op een natuurlijke manier in Nederland zijn overleden. 

Hertha begrijpt dat ze nu zo snel mogelijk de stad moet verlaten en krijgt een nieuw onderduikadres in Middelbeers(NB). Zij wordt met Els opgevangen in het huis van mevrouw Truus Smulders-Beliën, de vrouw van burgemeester Jan Smulders. Jan Smulders is dan al opgepakt door de Duitsers omdat hij weigerde een lijst van inwoners te maken die in aanmerking komen voor de Arbeidseinsatz. Jan wordt in 1945 tijdens een transport naar Dachau doodgeschoten.

Na de oorlog

Truus wordt later de eerste vrouwelijke burgemeester van Oost-, West- en Middelbeers, 1946-1966. Haar band met de familie de Raaij blijft hecht. Hertha en Els en haar ouders overleven de oorlog en gaan in Amsterdam, in de Titiaanstraat wonen. Mede dankzij de hulp van de ouders krijgt Hertha de Nederlandse nationaliteit.

Op 5 juni 1947 wordt Robert in Amsterdam geboren en vader Emanuel bouwt al snel weer een bedrijf op in Amsterdam, 400-450 personeelsleden, hoofdkantoor Fa. Emiel de Raaij, Herengracht 440 en bedrijf Damrak.

Dan breekt rond 1950 de oorlog uit in Korea en vader denkt één keer oorlog en niet weer, dus besluit hij zijn zaak te verkopen en vertrekt met het gezin en Hertha naar Amerika. Via Brazilië komt het gezin met Robert in 1962 weer terug naar Nederland. Hertha is inmiddels vertrokken naar een ander gezin in Duitsland en Els is getrouwd.

De Tweede Wereldoorlog heeft binnen de hier beschreven families veel leed en verdriet betekend. Familiebanden zijn wreed doorgesneden. Veel blijft voor altijd onbekend en veel blijft nog een zoektocht. Ruim zestig directe De Raaij’s en Kats’ zijn vermoord of vergast en blijven bij de nabestaanden als een herinnering achter. Een trieste werkelijkheid.

Peter van Schaijk

Bronnen:
a. de geschreven aantekeningen van broer Ivan, 2021
b. www.wiewaswie.nl
c. www.joodsmonument.nl

.