8. Cato Wienen, ‘weesmeisje’ in de familie Wienen

Marijke Poos
november 2021

Catharina Jacoba Geertruida Wienen, roepnaam Cato, is een dochter van Willem Hubertus Wienen en zijn eerste vrouw Johanna Marcelissen. Zij is geboren op 13 januari 1885 in Nijmegen.

In het Regionaal Archief in Nijmegen ontdek ik dat zij in juni 1898, 13 jaar oud, belandt in het ‘RC Arme Kinderen Weeshuis’. Dit weeshuis is gevestigd in de Doddendaal. De geschiedenis van dit meisje boeit mij. In het archief in Nijmegen liggen de door het weeshuis bijgehouden dagboeken. Cato is geen familielid in de directe lijn maar zij is wel een bloedverwant: de dochter van de broer van mijn overgrootmoeder aan vaders kant.

Waarom wordt zij opgenomen in een weeshuis? Haar vader is in 1893 nadat zijn café failliet ging, naar de Verenigde Staten vertrokken. 1) In 1899 duikt hij even op in Nederland in verband met een nalatenschap van zijn eerste schoonmoeder. In december van datzelfde jaar wordt hij als ‘afgeschreven’ vermeld in het Bevolkings Register van Nijmegen. Vanaf dat moment is hij verdwenen. Ik kan hem niet meer terug vinden in Nederlandse archieven.

Waarschijnlijk kan of wil de tweede echtgenote van Willem, Catharina Hegeman, haar stiefdochter niet langer in huis hebben. Hegeman heeft al een aantal kinderen. Misschien wordt het haar te zwaar. Cato is een kind van haar man Willem Wienen uit zijn eerste huwelijk. Catharina Hegeman weet niet of haar man nog leeft of overleden is. Er leven in 1898 nog maar twee kinderen van Willem uit zijn eerste huwelijk: zoon Theodorus en dochter Cato. De zoon Theodorus vertrekt op achtjarige leeftijd in 1900 naar Duisburg.2) Is zijn vader Willem naar Duisburg getrokken en daar een nieuw leven begonnen? Een achtjarig kind kan onmogelijk op eigen houtje naar Duitsland vertrekken. En waarom laat Willem dan zijn dochter niet overkomen? Het blijven vooralsnog vragen.

In de dagboeken van de weeshuisvader 3) vind ik aantekeningen over Cato, de dochter van Willem.
In december 1902 schrijft de weeshuisvader:
Cato Wienen reeds sedert een half jaar wegens een gezwollen (tuberculose) knie in behandeling bij Dr. Kolff; is sedert ruim een maand wegens lichaamszwakte bij Dr. v Hoek. Dr. v Hoek heeft haar Zondag 28 december voor de eerste maal aan huis heeft bezocht; Maandag 29 Dec. aan moeder gezegd dien avond de temperatuur op te nemen, was: 39.6.
De temperatuur wordt, zo zien we in het dagboek, opgenomen en genoteerd tot en met vrijdag 2 januari. Op 3 januari constateert de dokter tyfus. Dan schrijft de weeshuisvader:
Cato is tegen den middag in het RK Ziekenhuis opgenomen en aldaar in den nacht van Zo op Ma 5 Januari omstreeks 3 uur overleden. 7 Januari begraven.’ Dit is in 1903.
Verder schrijft de weeshuisvader: ‘…dat Mina Hendriks, die Cato had opgepast 6 Januari, klaagde over hoofdpijn en pijn in het lijf. Zij is sedert onder behandeling van Dr. Van Hoek. Zij is steeds zonder koorts. ’t Laat zich aanzien, dat het slechts ongesteldheid is.
De man is natuurlijk bang dat Mina dezelfde weg zal gaan als Cato.
Het meest ontroerende is het stukje over de nalatenschap van Cato. De weeshuisvader schrijft:
‘in het kastje van Cato Wienen c.q. in een taschje, een album, corset, paraplue, beeldje, prentjes en flaschjes. Nog nagelaten een gouden medaillon met portret van haar vader en haar moeder. Een zilveren ring, een kerkboek, een spaarbankboekje……f 11,89, een zakgeldboekje….f 2,69. Hoeveel te besteden aan intenties bidprentjes.

Het arme meisje sterft op 5 januari 1903, zonder bijzijn van haar familie, bijna achttien jaar oud. Alhoewel in haar overlijdensakte staat dat haar vader is overleden, is hiervan geen bewijs te vinden.
Cato wordt bijgezet in de grafkelder van het Katholieke Weeshuis, die er nog steeds is op de begraafplaats Daalseweg Nijmegen.

Aanvullingen en reacties zijn welkom op mijn e-mail adres mcgpoos@yahoo.com.

1. Bron: passagierslijst van het schip De Obdam.
2. Bron: bevolkingsregister Nijmegen
3. Bron: het archief van het Katholiek Weeshuis in het Regionaal Archief Nijmegen.